Rechtbank Rotterdam: mededeling “substantieel lagere inschrijvingsprijs” winnaar volstaat
In haar uitspraak stelt de rechtbank voorop dat de aanbestedende dienst gehouden is om een gunningsbeslissing deugdelijk te motiveren en de relevante redenen voor deze beslissing mede te delen. Deze verplichting kent echter beperkingen: “De motiveringsplicht van een aanbestedende dienst wordt evenwel beperkt doordat het aan een aanbestedende dienst niet is toegestaan bedrijfsvertrouwelijke informatie van andere inschrijvers aan een inschrijver te verstrekken”. Het waterschap mocht volstaan met de mededeling dat het ingeschreven bedrag van ZuidTec B.V. substantieel lager was dan dat van Kraakman Perfors B.V. Daarmee wordt naar oordeel van de rechtbank aan de motiveringsplicht voldaan. De motiveringsplicht gaat niet zóver dat het waterschap aan Kraakman Perfors B.V. bekend moet maken wat de winnende inschrijvingsprijs is. De rechter oordeelt hier het volgende over: “Het is (voldoende) relevant om te vernemen dát een andere inschrijver op een aanbesteding met als gunningscriterium EMVI goedkoper was.”
Bedrijfsvertrouwelijke gegevens
In de aanbestedingsleidraad is door het waterschap opgenomen dat bedrijfsvertrouwelijke gegevens niet met derden worden gedeeld, tenzij een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. De rechtbank ziet hierin een extra argument om het waterschap niet te gebieden de inschrijvingsprijs van de winnaar mede te delen. Een aanbestedende dienst is immers gehouden te handelen op de wijze zoals zij zelf van tevoren heeft beschreven in de aanbestedingsstukken. Nu in dit geval redenen zijn om aan te nemen dat de inschrijvingsprijs bedrijfsvertrouwelijke informatie bevat, hoeft ook om die reden de prijs niet medegedeeld te worden.
Wisselende lijn in jurisprudentie
Eerder verplichtte de rechtbank Midden-Nederland een aanbestedende dienst om wél de inschrijvingsprijs van de voorlopige winnaar mede te delen. De rechtbank overwoog dat het “te ver [gaat] om de aanbestedende dienst te vertrouwen als hij zegt dat de winnaar met de laagste prijs heeft ingeschreven”. Voor deze benadering door de rechtspraak van aanbestedende diensten bestaat geen goede reden, omdat niet goed denkbaar is dat er discussie bestaat over de vraag of een bepaalde inschrijvingsprijs daadwerkelijk het laagste is. Voor een uitgebreidere duiding van die uitspraak verwijs ik naar deze blog van mijn collega Frank Cornelissen.
De rechtbank Rotterdam toont nu – in lijn met haar eerdere vonnis uit 2018 over dit onderwerp - meer vertrouwen in aanbestedende diensten en oordeelt dat een aanbestedende dienst kan volstaan met de mededeling dat de winnaar een lagere inschrijfprijs heeft. Wanneer er geen bijzondere omstandigheden zijn die het mededelen van de prijs van de winnaar relevant maken, lijkt mij dat een juist uitgangspunt.
Hebt u vragen over de motivering van gunningsbeslissingen, neem dan contact op met Mathijs Jonkers.