Een eigenaar van een van de acht locaties vreest dat de exploitatie van het horecabedrijf op het perceel niet meer rendabel is als er geen arbeidsmigranten meer mogen worden gehuisvest. De betreffende eigenaar betoogt dat de betreffende planregeling in strijd is met de Dienstenrichtlijn, omdat daarmee het huisvesten van arbeidsmigranten feitelijk wordt uitgesloten. Bovendien is volgens de betreffende eigenaar niet gemotiveerd dat voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 15 lid 3 van de Dienstenrichtlijn.
Voorwaarden van de Dienstenrichtlijn
Lid 2 van voornoemd artikel bepaalt dat lidstaten moeten onderzoeken of de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit afhankelijk wordt gesteld van niet-discriminerende eisen (kwantitatieve of territoriale beperkingen). Lid 3 bepaalt vervolgens dat gecontroleerd moet worden of die eisen voldoen aan de volgende voorwaarden:
- discriminatieverbod: de eisen maken geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel;
- noodzakelijkheid: de eisen zijn gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
- evenredigheid: de eisen moeten geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken; zij gaan niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.
Is de Dienstenrichtlijn van toepassing?
Ja, oordeelt de Afdeling. Volgens overweging 9 van de preambule is de Dienstenrichtlijn niet van toepassing op onder meer voorschriften inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw die de dienstenactiviteit niet specifiek regelen of daarop specifiek van invloed zijn, maar die de dienstverrichters bij uitvoering van hun economische activiteit in acht dienen te nemen op dezelfde wijze als natuurlijke personen die als particulier handelen. Artikel 4.1 van de planregels wijzigt de begripsbepaling voor het begrip "horecabedrijf" van alle bestemmingsplannen binnen het plangebied. Nu het hier gaat om een artikel dat specifiek gericht is op horecabedrijven, is er sprake van een eis die naar zijn aard niet op dezelfde wijze geldt voor personen die een dienstenactiviteit, bestaande uit het huisvesten van arbeidsmigranten, verrichten, als voor natuurlijke personen die als particulier handelen. Naar het oordeel van de Afdeling is geen sprake van een situatie als bedoeld in overweging 9 van de preambule, waardoor artikel 4.1 van de planregels wél aan de Dienstenrichtlijn getoetst moet worden.
Discriminatieverbod: indirecte discriminatie
Gelet op de omstandigheid dat in de plantoelichting is opgenomen dat de mogelijkheid om internationale werknemers te huisvesten op de gronden die bestemd zijn voor "Horeca" en "Gemengd" met dit paraplubestemmingsplan juridisch-planologisch wordt uitgesloten, kan de Afdeling het niet anders begrijpen dan dat er sprake is van indirecte discriminatie. Omdat de raad heeft nagelaten om deze indirect discriminerende behandeling gemotiveerd te rechtvaardigen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor een verdere bespreking van het betoog met betrekking tot de Dienstenrichtlijn. Ten overvloede merkt de Afdeling daarbij op dat de door de raad gegeven motivering ook geen analyse met specifieke gegevens bevat, terwijl uit de rechtspraak van het Europese Hof volgt dat de toets of de maatregelen niet verder gaan dan nodig is, en of er geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn, moet plaatsvinden aan de hand van een analyse met specifieke gegevens. De Afdeling oordeelt dat het plan ontoereikend is gemotiveerd en dus in strijd met artikel 3:46 van de Awb is vastgesteld. Het plan wordt vernietigd.
Heeft u vragen over de huisvesting van arbeidsmigranten of de Dienstenrichtlijn in het kader van de ruimtelijke ordening? Neem contact op met Jasper Molenaar.