1500 euro immateriële schadevergoeding wegens onrechtmatige publicatie naam #privacyrecht

17 april 2019, laatst geüpdatet 11 september 2024
Het Gerechtshof Den Haag heeft in 2017 immateriële schadevergoeding toegewezen van 1.500 euro wegens het onrechtmatig publiceren van persoonsgegevens. Het arrest is pas recent, ruim anderhalf jaar na dato, gepubliceerd. Het roept wel enkele vragen op.
Mark Jansen 
Mark Jansen 
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel

Het Gerechtshof Den Haag heeft in 2017 immateriële schadevergoeding toegewezen van 1.500 euro wegens het onrechtmatig publiceren van persoonsgegevens. Het arrest is pas recent, ruim anderhalf jaar na dato, gepubliceerd. Het roept wel enkele vragen op.

Niet-geanonimiseerde publicatie jurisprudentie

Het geschil is in de kern heel overzichtelijk. Uitgeverij SDU publiceert in een vakblad een rechterlijke uitspraak zonder deze te anonimiseren. De uitspraak gaat over een verkeersongeval, waarvan de man die nu procedeert slachtoffer was. In de uitspraak zijn diverse personalia van de man terug te lezen. De man stelt dat hij door deze publicatie schade heeft geleden.

Kantonrechter: schade onaannemelijk

De kantonrechter heeft de claim in eerste aanleg afgewezen. De rechter vond het bestaan van schade namelijk niet aannemelijk.

Hof: Wbp uitleggen in het licht van 8 EVRM

Het Hof gaat wat uitgebreider op de kwestie in. Zo stelt het Hof, onder terugverwijzing naar het Santander-arrest, vast dat de Wbp (vorige privacywet) moet worden uitgelegd in het licht van artikel 8 EVRM en dat hierbij altijd de proportionaliteit en de subsidiariteit in acht moeten worden genomen.

Hof: verwerking niet proportioneel

Vervolgens ligt de conclusie (m.i.) al wel snel voor de hand: deze publicatie had ook best anoniem gekund. Er is dus niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Het Hof overweegt hierbij uitdrukkelijk dat openbaarheid van rechtspraak nog niet de ongeanonimiseerde openbare publicatie en verspreiding van al die rechtspraak rechtvaardigt.

Het is volgens het Hof ook volstrekt niet duidelijk waarom de publicatie van de personalia noodzakelijk is in een juridisch tijdschrift. Dat juridisch tijdschrift heeft immers slechts tot doel de juridische aspecten van een uitspraak onder juristen kenbaar te maken.

De vrijheid van meningsuiting maakt het voorgaande niet anders. Grondrechten dienen immers tegen elkaar te worden afgewogen.

Hof: recht op immateriële schadevergoeding

Het Hof komt vervolgens tot de conclusie dat man recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriele schadevergoeding. De grondslag hiervoor is gelegen in artikel 6:106 BW.

Dat artikel 49 Wbp (oud) een eigen ingang kent voor de vordering van schade is volgens het Hof juist, maar dat leidt volgens het Hof "niet tot een ander oordeel over het in deze zaak toe te wijzen bedrag". Ook de EVMR-rechtspraak over de adequaatheid van schadevergoeding maakt de hoogte van het bedrag niet anders volgens het Hof.

Deze laatste twee punten zijn interessant. Het is namelijk de vraag of het Hof nu (impliciet) onderkent dat het schadebegrip in het privacyrecht meer Europees moet worden uitgelegd, of dat de overwegingen niet zo ruim gelezen mogen worden. Het Hof lijkt namelijk te zeggen dat ongeacht het juridisch kader de uitkomst van het bedrag hetzelfde blijft.

Dat lijkt misschien juridische spijkers op laag water zoeken (of spijkers op juridisch laag water?), maar het kan een wereld van verschil maken voor de vraag wie de hoogste rechter is om te oordelen over schadeclaims in het privacyrecht: de Hoge Raad of het Hof van Justitie? Hierbij zal ook het recente arrest van de Hoge Raad over immateriële schadevergoeding moeten worden meegewogen.

Stof om verder over na te denken dus. Wellicht in een volgende blog meer.

Hof: geen materiële schade

Het Hof stelt verder - op het slot van het arrest - vast dat van materiële schade geen sprake is, althans dat deze niet is aangetoond. Die claim wordt dus afgewezen.

Ook dit aspect van de uitspraak roept wel enige vragen op. De claim voor immateriële schade wordt ogenschijnlijk vrij eenvoudig toegewezen, terwijl bij de claim voor materiële schade er een kritische toets plaatsvindt. In dit kader wordt o.a. overwogen dat het gaat om een ongeluk van 20 jaar geleden en dat het "onaannemelijk is dat dit nog in enig causaal verband gebracht kan worden met de in toekomst te verkrijgen koopprijs" (van de onderneming van de man).

Een situatie waar de man in materiële zin dus geen enkele 'last' van heeft, leidt wel dus tot immateriële schadevergoeding. Ook stof om verder over na te denken.

Hof: annotator is verwerker

Zijdelings opmerkelijk is dat het Hof oordeelt dat de annotator - die de uitspraak in het tijdschrift van commentaar voorziet - is aan te merken als "bewerker" (of in AVG-termen: verwerker). Het argument daarvoor is dat sprake is van "een vorm van dienstverlening die de verwerking van persoonsgegevens betreft".

Ik vraag me af of dat criterium wel helemaal passend is. Er bestaat immers ook dienstverlening die ziet op de verwerking van persoonsgegevens, waarbij de dienstverlener zelfstandig verwerkingsverantwoordelijke is (bijv. een pensioenfonds). Naar mijn idee zou de vraag moeten zijn of de annotator al dan niet zelfstandig de doeleinden van de verwerking bepaalt. Dit zal mede afhangen van de ruimte die de annotator van de uitgever krijgt en dat is nu net niet goed uit het arrest af te leiden.

Wat hier ook verder van zij, juist omdat het Hof de rol van de annotator beperkt tot die van bewerker, zijn de verplichtingen die op de annotator rusten ook beperkt (beveiliging + geheimhouding). En het is niet gebleken dat de annotator die beperkte verplichtingen heeft geschonden.

De claims richting de annotator worden dan ook afgewezen.

Conclusie: 1.500 euro schadevergoeding

De conclusie is dat de man recht heeft op 1500 euro schadevergoeding van de uitgever. Beide partijen dragen de eigen proceskosten.

Meer ruimte voor claims?

Ook als u geen juridisch tijdschrift uitgeeft, is deze uitspraak relevant. Het arrest laat immers zien dat een schadeclaim zo is ingesteld en soms dus ook wordt toegewezen.

Wanneer het in een kleine, specialistische kring publiceren van gegevens over iets dat 20 jaar geleden gebeurde 1500 euro waard is, dan roept dit bovendien de vraag op of het betekent dat bij andere (meer recentere of grootschaligere) privacyschendingen er nog hogere bedragen te claimen zijn.

Advies over privacyrecht nodig?

Mocht u vragen over het privacyrecht hebben, neem dan gerust contact met mij of een van de andere advocaten uit het privacyteam contact op.